Er is veel discussie over activisme in het algemeen, maar zéker ook over activistische ambtenaren. Want juist ambtenaren worden geacht politiek neutraal te zijn, om hun werk als ambtenaar goed te kunnen doen. De gekozen politiek bepaalt, de ambtenaren voeren uit.
Maar zo simpel is het niet. Het schuurt. Juist als hun verantwoordelijkheid richting burgers op gespannen voet staat met wat hen politiek wordt opgedragen. Juridische bezwaren. Morele bezwaren.
Mogen ambtenaren dan, in hun werk of als burger, opkomen voor sociale rechtvaardigheid? Dat gesprek voeren we vaak zwart-wit: mensen kijken naar de formele regels. En vooral naar wat er niét mag. We spreken amper over positieve elementen van activisme – en dat de tegenhanger, namelijk apathische, niet-betrokken ambtenaren, óók onbevredigend is.
Misschien nog wel belangrijker: er is een belangrijk verschil tussen activisme vanuit je persoonlijke politieke overtuiging, en activisme om democratisch vastgelegde (grond)rechten van burgers te beschermen.
In deze korte lezing zet ik uiteen waarom we ambtelijk activisme in een spectrum moeten zien in verhouding tot apathie. En ook dat we een onderscheid moeten maken tussen politieke en rechtstatelijke doelen. Op die manier kunnen we met minder krampachtigheid een zinvoller gesprek voeren over de rol van publieke professionals en wat we van hen verwachten.