Inleiding
Dit is er een voor de fijnproevers. Als je voor het eerst op deze site begint te lezen en nog geen (basis)kennis hebben van deze twee filosofische stromingen, daoïsme en stoïcisme, dan raad ik je aan eerst wat andere artikelen te lezen. Dan is het gewoon niet interessant voor je en ook moeilijk te volgen. De stoïcijnse filosofie stamt uit de Griekse Oudheid en het Romeinse Rijk. Ik heb hier een uitgebreide blog geschreven over de belangrijkste elementen van deze levenshouding. Het daoïsme stamt uit ongeveer dezelfde periode in China. Twee sleutelbegrippen daaruit heb ik in dit artikel beschreven. Een uitgebreidere uitleg van het daoïsme vind je hier.
Er zijn wat mensen met interesse in stoïcisme. Veel minder mensen hebben kennis van het daoïsme (wat hetzelfde is als taoïsme). Er zijn zoals je misschien begrijpt, nóg minder mensen die beide filosofieën kennen.
Ik heb me ruim 25 jaar verdiept in het daoïsme. Het heeft me veel gebracht. Maar de kortere tijd die ik aan stoïcisme heb besteed, heeft wel meer concreet zichtbaar effect gehad op hoe ik in het leven sta. Maar ik heb nog geen goede studie gezien die ze goed naast elkaar zet. Zo’n vergelijking is nuttig, omdat dat ons dwingt om leerpunten vanaf een andere kant te bekijken en het begrip ervan te verdiepen.
Dit artikel is te lang, maar ook te kort
Ik ga in dit artikel een eerste aanzet doen. Dit is een lang artikel, langer dan de meeste op deze site. En nog doe ik beide filosofieën eigenlijk tekort. Er is veel meer over te vertellen. Maar als ik dat echt systematisch zou doen, dan wordt het een boek. Zie dit artikel dus als een eerste aanzet, die smaakt naar meer. Ze hebben echt iets van elkaar weg. Een bepaalde sfeer of stijl heeft overlap. En sommige citaten zeggen nagenoeg hetzelfde. Maar op andere punten staan ze haaks op elkaar. Althans dat denk je dan: en dan ga je iets dieper kijken en dan blijken ze op een ander niveau toch weer overeen te komen! En zo is er een dans tussen Stoa en Dao.
Leeswijzer
Hieronder neem ik steeds een thema en daarbij beschrijf ik welke overeenkomst er tussen deze filosofieën is, met welk verschil en mijn eigen reflectie daarop.
Ik zal over het stoïcisme steeds wat kort zijn, omdat er al veel meer goed materiaal is over deze filosofie. Het daoïsme wordt nog vele malen vaker dan het stoïcisme verkeerd uitgelegd. Daarom vertel ik daar steeds meer over.
Ik zal in groene blokken regelmatig citeren. Ik gebruik daarvoor de twee belangrijkste daoïstische geschriften, de Daodejing / Laozi en de Zhuangzi, beiden vertaald door Kristofer Schipper.
1. In overeenstemming met de Natuur: Logos en Dao
Kenmerkend voor zowel het stoïcisme als het daoïsme is dat zij willen leven in overeenstemming met de natuur. Het is misschien wel het meest centrale uitgangspunt van beide, en ook onderscheidend ten opzichte van zoveel andere filosofieën. Dus daar gaan we meteen dieper op in.
1.1 Overeenkomst
Centraal voor beide filosofieën staat het doel om in overeenstemming met de Natuur te leven. Dat is het hoogst haalbare in het leven. De Natuur heeft bepaalde eigenschappen, die wij ook in ons dragen omdat wij deel zijn van de natuur. We hebben dus toegang tot die hoogste principes en kunnen door die te beoefenen de wereld begrijpen en er in harmonie mee leven. Tegen de natuur ingaan is ineffectief maar ook niet het goede om te doen. In harmonie met de natuur leven is goed en is de maximale zelfontplooiing van onszelf. Uit dit begrip van de natuur volgt de hele filosofie.
1.2 Verschil
Logos
De stoïcijnse natuur is de Logos, wat staat voor Rede, het rationele denken. De Natuur is rationeel geordend. Logos uit zich in de wereld door ‘oorzaak en gevolg’. Het rationele denken, of preciezer nog, logisch denken, is de sleutel om de natuur te begrijpen en ermee in overeenstemming te leven. Als gevolg daarvan trainen stoïcijnen zich in logisch redeneren, rationele reflectie, negatieve visualisatie en het onderscheiden wat binnen en buiten hun controle ligt.
Dao
De natuur van de daoïsten is de Dao. En de Dao laat zich juist niet begrijpen in taal, concepten of logica. Ons denken kan niet omvatten wat het is. Zodra je het probeert te definiëren, ‘verklein’ je de Dao. Want je impliceert alsof dat woord de lading dekt en dat de Dao dus niet is wat je er nog over zegt. Dus als je uit een soort eerbied Dao als ‘iets hoogs’ beschrijft, vergeet je dat Dao net zo goed ‘het lage’ is. Zelfs als je zegt dat het ‘iets’ is, ontken je dat de Dao ook het ‘niets’ omvat. Hier lees je mijn (per definitie ontoereikende) beschrijving van hoe je het dan nog wel kunt noemen. Maar hoe dan ook, het punt is dat het talige, conceptuele denken het nooit kan vatten.
Hier gaan we wat dieper op in. Want wat Dao dan wel is, wat het doet en hoe je het kunt kennen, is bepalend voor de rest van de daoïstische levenshouding. Het verklaart misschien ook waarom in het stoïcisme het streven is om te leven in overeenstemming met de Natuur (=doen), en in het daoïsme om één te worden met de Natuur (=zijn).
Niet te vatten in taal, noch in regels van de logica
Het allereerste hoofdstuk van het daoïstische geschrift de Daodejing (het boek van de Weg en de Deugd) valt meteen met de deur in huis.
Laozi hoofdstuk 1
De eeuwige Tao
kan niet in woorden worden uitgedrukt.
De eeuwige naam
kan niet worden genoemd.
Het niets: een naam voor de herkomst van de tienduizend dingen.
Het iets: een naam voor de moeder van de tienduizend dingen.
Waarlijk: voor immer bevrijd van begeerte,
mag je het mysterie aanschouwen.
Blijf je altijd vol verlangens,
dan zie je slechts wat je beoogt.
Deze tegenstelling is het gevolg
van het door namen te scheiden
van wat oorspronkelijk één was.
Dit eenzijn heet: het duistere.
In het duistere van dat duistere schuilt
de poort tot de massa mysterieën.
Namen, logica, begeerten: het zorgt ervoor dat we alleen nog maar dat kunnen zien, wat daaraan beantwoordt. Je kunt, in mijn woorden, stellen dat de Dao aan de Logos voorafgaat. Want logica is al een abstractie van de Natuur, door de mens toegepast. Het (rationele) denken en de taal ‘snijdt’ de werkelijkheid als het ware in stukjes. Het is alsof je vormpjes in het zand drukt en zegt, kijk mama, de vormpjes bevonden zich al in het zand! Nee dus. Of alsof je door een bril met blauwe glazen kijkt en zegt: de wereld bestaat uit blauwtinten! Dan ben je dus wel een paar flinke stappen verwijderd geraakt van de Dao in al z’n kleurschakeringen. Je kunt daar niet komen met logische redeneringen alleen.
Andere vormen van waar-nemen
Het daoïsme lijkt hier op het eerste gezicht te zeggen dat er geen kennis mogelijk is over de Dao. Dat zou een overeenkomst kunnen zijn met de skeptici. Maar zo is het ook weer niet. Ten eerste is het daoïsme niet zo uitvoerig bezig te bewijzen dat er geen zekere kennis is, zoals de sceptici, voor wie het niet-kunnen-weten het centrale punt is. In het daoïstische denken wil men eerder ruimte maken dan stellen dat kennis van de Dao niet kan. Ten tweede is de Dao rechtstreeks te ervaren, maar daarvoor zul je vooral dingen moeten ‘ont-leren’. Door stil van binnen te worden en zoveel mogelijk intuïtief en voelend in contact te staan met de Dao. Je bent er immers onlosmakelijk onderdeel van. Maar probeer het niet uitputtend te vatten in conceptueel denken.
Oren kunnen slechts horen, het verstand kan slechts denken. De geest is leeg en ontvankelijk voor alles.
~ Zhuang Zi
Flow
Daoïsten beoefenen wuwei en kijken meer naar de flow van de natuur, dan naar vaste regels van de natuur. Daoïsten trainen zich om meer intuïtief overeenstemming met de Dao te krijgen, onder andere door te ‘zitten en vergeten’ (mediteren). Op die manier willen ze alle concepten en denkkaders verzachten, zodat de Dao zich kan tonen zoals die is. Dat vraagt een meer intuïtieve en ‘vloeiende’ benadering van het leven. Naast meditatie zijn er ademhalingsoefeningen en lichamelijke oefeningen zoals Tai Chi. Deze praktijken zijn meer gericht op fysieke en energetische balans dan op rationele analyse.
Overigens zit er ook wel weer overlap in dit gevoel voor flow. Bij de stoïcijnen vinden we een soortgelijk iets in euroia biou: het rijkelijk stromende leven, meegaan op de ongestoorde stroom van het leven.
1.3 Reflectie
Bij het lezen van de originele geschriften, komen stoïcijnen en daoïsten soms erg dicht bij elkaar in hun basisprincipe: hoe ze naar de natuur kijken en hoe dit een leidraad is voor hun handelen. De waardering, de flow, het passen binnen de natuur, de ervaring daarvan – er zijn veel overeenkomsten. Maar hun strategie om er te komen is echt anders: het denkkader is volgens stoïcijnen de weg, volgens daoïsten het obstakel. (Kudo’s voor wie de knipoog in deze formulering herkent).
Ik gebruik beide opvattingen over de Natuur wel, maar niet op dezelfde manier. De Dao zie ik als juiste weergave van de aard van de werkelijkheid. De Logos (en als gevolg daarvan het rationele oordeelsvermogen) zie ik als de meest praktisch nuttige levenshouding voor ons mensen om in het dagelijks leven te gebruiken. Als sluitstuk: het besef van de Dao zorgt dat ik me niet vastklamp aan de ‘getaalde’ werkelijkheid en weet wanneer ik het weer moet loslaten.
Dao als ware aard
De mens en het menselijke (al dan niet rationele) denken is niet de grondslag van de wereld. Dit zogeheten antropocentrisme is juist iets waar het daoïsme zich tegen verzet. Als je naar de onbegrensde grootte van het heelal kijkt, hoe lang het er al is en hoe kort en klein wij daarbinnen aanwezig zijn, dan is het niet ‘logisch’ om te denken dat onze denkwijze de grondslag voor alles is. Of dat alles dat daar gebeurt binnen ons denk- en begrippenkader past. De voorzichtige, wat mystieke beschrijvingen van de Dao doen recht aan het besef dat onze taal en ons denken tegen z’n grenzen aanloopt om zoiets uit te kunnen drukken.
Logos als praxis
Ook al is Dao de ware aard, de veronderstelling dat we door intuïtie, mystiek en ‘zonder woorden’ toegang krijgen tot die diepere werkelijkheid, is wel een schot in het donker, op goed geluk. Logica is dat op zichzelf misschien ook wel, maar ons rationele denken is wel de uitkomst van zoveel jaren evolutie is. Onze ratio is het laatst ontwikkeld en het meest fijnbesnaarde instrument waarover we beschikken, om de werkelijkheid om ons heen én onszelf te doorgronden. Het is het beste wat we hebben.
Het samenspel
Stel, we lopen door een oerwoud. Er lijkt zich een doorlopende doorgang te tonen, een soort pad. Het is geen aangelegde weg, er is niemand voor ons geweest. Het is voor ons handig, want een doorgang brengt ons makkelijker vooruit. De ratio is dat pad. Moeten we het pad dan maar negeren en zeggen: het pad is er niet echt, wij interpreteren het alleen maar zo, het is gewoon ‘oerwoud’? Leuk en aardig, maar ik zou maar gewoon van het pad gebruikmaken.
En natuurlijk, misschien brengt het pad je niet precies naar je bestemming. Daarom moet je af en toe stilstaan en bezinnen. Luisteren naar de geluiden van de nacht. Kijken naar wat de dieren doen, om gevaar te bespeuren, eten te zoeken en in harmonie te leven. Naar de sterren kijken voor navigatie. Soms moet je constateren: het pad heeft ons ver gebracht, maar nu moeten we er even vanaf. En het volgende stukje moeten we ons laten meevoeren door de rivier. Zo helpt het de Dao ons de beperkingen van de ratio te accepteren.
‘Dao’ heeft ook de betekenis van ‘de weg’ of ‘de methode’. In die zin zie ik Logos als de Dao van mensen.
Voor later
Verdieping (voor op een later moment)
Het zou kunnen dat het begrip Dao meer overeenkomsten vertoont met de oorspronkelijke Logos van Heraclitus. Dit is iets waar ik me later nog eens in ga verdiepen.
Een ander punt waar overeenkomsten in zitten en ik me later nog in wil verdiepen, is de kant van de mystiek. De mystieke kant van de Stoa wordt vaak vergeten of niet begrepen. Bij de Dao is dat iets anders, het mystieke aspect zit veel meer in de teksten verweven. Deze mystieke delen van beide filosofieën zijn, zoals bij mystiek past, enigszins ‘in nevelen gehuld’. Of, op z’n minst niet zo praktisch en expliciet omschreven als andere onderdelen van de leer.
Ik vind het frappant dat deze filosofieën, op onderdelen in stijl zo anders, hier weer meer op elkaar lijken dan je misschien verwacht. De verhouding tot de Logos en Dao heeft een mystieke dimensie, als hoogst haalbare voor de mens. De Natuur als eeuwig veranderende stroom, misschien wel zoals ook Heraclitus dat omschreef. Ze hebben beide ademhalingsoefeningen en spreken van de levensadem: qi of pneuma. De ziel die in je borst zit, zoals de Chinezen ook één woord hadden dat zowel je hart als je geest was, xin, die zich in de borst bevond.
2. (Het worden van) de Wijze
2.1 Overeenkomst
Stoïcijnen en daoïsten beschrijven beide de ideale practicus van hun leer: de Wijze. Een nagenoeg onhaalbaar ideaal van de perfecte mens, die de principes van de leer zo ver heeft vervolmaakt, dat hij of zij vrij en onkwetsbaar is, vrij van begeerten, onverschillig ten aanzien van wat er in de wereld gebeurt, iemand die z’n oordeel opschort (bij stoïcijnen om de logica te kunnen toepassen, bij daoïsten als beoefening van wuwei).
Onverstoorbaar
Beide gaan erg ver als het gaat om ‘vrij van emoties’ zijn. Beide stellen het extreme voorbeeld, dat zelfs bij het overlijden van vrouw of kind, de Wijze vrij is van emoties of zich er in ieder geval heel snel van herstelt, vanuit het begrip van de Natuur. Stoïcijnen: omdat het valt onder de externe, gedetermineerde wereld. Daoïsten: omdat leven en dood een natuurlijke cyclus is waarvan je deel wilt zijn en waarbij de transitie evengoed ‘gevierd’ zou kunnen worden. En ze zouden deze elkaars onderbouwingen niet tegenspreken. De twee Wijzen lijken veel op elkaar.
De wijze houdt niet van het leven en haat de dood niet.
~ Zhuang Zi
Mikpunt van spot
Grappig is ook dat, hoewel ze beiden de Wijze als het ultieme ideaal en de hoogste mens zien, ze constateren en aanvaarden dat ze erom uitgelachen zullen worden. Epictetus beschrijft dat mensen je zullen uitlachen en bespotten als je de weg van de filosofie zult volgen. Lao Zi zegt ook zoiets:
Fragment uit Laozi hoofdstuk 41
Als een hoger persoon van de Tao verneemt,
gaat hij hem met al zijn vermogen in de praktijk brengen.
Als een middelmatig persoon van de Tao heeft geleerd,
onthoudt hij een gedeelte, en de rest vergeet hij.
Als een minderwaardig persoon over de Tao hoort,
gaat hij er spottend hard om lachen.
Als hij er niet om zou lachen, dan zou het ook de Tao niet zijn.
Vandaar dat onze leerstellingen het volgende zeggen:
De Tao van de verlichting lijkt donker.
De Tao van de vooruitgang lijkt op achteruitgang.
De Tao van de gelijkheid lijkt ongelijk.
Zelfkritiek
Overigens geldt voor zowel stoïcijnse als daoïstische filosofen dat zij zichzelf niet zien als wijze. Marcus Aurelius laat die worsteling zien. Lao Zi doet dat ook in het volgende fragment.
Fragment uit Laozi hoofdstuk 20
De massa lacht en giert als hij bij het lentefeest
de altaren bestijgt voor het grote offermaal.
Ik blijf alleen, sereen, uitdrukkingloos,
als een nog ongeboren kind.
Zo vermoeid! Alsof ik geen plaats heb om naar terug te keren.
De massa geniet overdaad, terwijl ik alles ontbeer.
Wat een onnozele ziel! Chaotisch en verward!
De gemene lieden zijn steeds helder van geest.
Ik alleen tast in het duister.
De gemene lieden onderzoeken en scheiden.
Ik alleen ben me nergens van bewust.
Ja, wild ben ik, als was ik de wijde zee!
Chaotisch! Alsof ik nergens houvast heb.
De massa heeft allemaal zijn beweegredenen.
Ik blijf altijd een lummelige stijfkop,
in dat ik anders wil zijn dan iedereen.
Het voornaamste is voor mij: me voeden bij de moeder.
Bovenstaande tekst heeft volgens mij een driedubbele lading. 1) Het is een beklag over de oppervlakkigheid van de massa. 2) Het lijkt een worsteling, een kritische blik op zichzelf, een tekortschieten, vergeleken met anderen die pasklare antwoorden hebben voor alles. Maar 3) deze situatie is ‘stiekem’ een hoge vorm van wijsheid zoals daoïsten die zien. De schrijver heeft die staat misschien bereikt, maar dat maakt ook eenzaam en onbegrepen. De anderen die pasklare antwoorden hebben, daar vindt de schrijver natuurlijk wat van.
Zelfonderzoek
Verder prijzen stoïcijnen en daoïsten beide de waarde en noodzaak van zelfonderzoek. Allebei sterk gericht op autonomie, innerlijk, het langdurige, je niet laten meeslepen door heftige gevoelens, oordelen van anderen, status, gelijkheid, omgaan met tegenslagen.
Hij die veel over anderen weet kan geleerd zijn. Maar hij die zichzelf begrijpt is intelligenter.
Hij die meester is over anderen kan machtig zijn. Maar hij die zichzelf meester is, is nog machtiger.
~ Lao Zi
2.2 Verschil
Als ik het uitvergroot, is de daoïstische wijze meer een mystieke figuur die nergens van afhankelijk is en spontaan en vrij ‘zwervend en blij’ door het leven trekt. De stoïcijnse wijze is meer hardcore gedisciplineerd en heeft zich op die manier bevrijdt en leeft volgens de deugden. Nogmaals, dit verschil vergroot ik wat uit.
Jouw rol in de wereld
Ik noem hieronder twee verschillen, die meer bepalend zijn:
- Ten eerste is de daoïst veel voorzichtiger in ‘ingrijpen’ in de wereld, uit vrees om schade toe te brengen aan iets dat zijn eigen loop zou moeten hebben. Daarmee hecht de daoïst misschien toch iets meer waarde aan datgene buiten zichzelf, dan de stoïcijn.
- Ten tweede is de stoïcijn meer expliciet bezig zichzelf te ‘cultiveren’ door het opdoen van meer kennis. Daoïsten zeggen voor hun training juist cognitieve kennis te willen verkleinen (ten gunste van andersoortige kennis).
De wijze gebruikt zijn geest als een spiegel. Hij streeft naar niets, prijst niets. Hij weerspiegelt zonder vertekening. Daarom handelt hij zonder schade aan te brengen.
~ Zhuang Zi
2.3 Reflectie
Beide filosofieën geven met de Wijze een ideaal om naar te streven. Ook al is hun weg er naartoe echt anders, ik denk dat stoïcijnse en een daoïstische Wijzen dikke vrienden met elkaar zouden zijn.
Geliefden
Ik ga op slechts één punt in, en dat is een punt dat door veel meer mensen als problematisch wordt gezien: ik denk niet dat een filosofisch inzicht bij ooit zover kan brengen dat ik de dood van geliefden gevoelloos zou ondergaan. Ik snap dat het buiten mijn controle ligt, ik snap dat leven en dood erbij horen. De filosofische argumenten lijken te kloppen. Maar het welzijn van mijn geliefden plaats ik boven dat alles, rationeel of niet, natuurlijk of niet – dan maar geen Wijze. Ik vind de gedachte dat niets er toe doet ‘zolang mijn rationele oordeelsvermogen maar intact blijft’ te egocentrisch. Dat dood bij het leven hoort, stemt me niet tot onverschilligheid, maar juist tot ‘verschilligheid’.
Misschien zijn dat van mij allemaal psychologische of emotionele argument en geen filosofische. Tegelijk wil ik er ook wel een lans voor breken dat je vanuit beide kanten het ‘houden van’ en ‘hechten aan’, ook filosofisch kunt beargumenteren – alleen dan doe ik iets wat de klassieke stoïcijnen en daoïsten in ieder geval niet deden.
Theoretisch of therapeutisch
Goed, het gaat hier om het extreme voorbeeld in een extreme situatie. Ik zie het maar zo, dat het ‘ideaalbeeld’ hier meer een didactisch of therapeutisch doel heeft, dan dat het een theoretische waarheid moet zijn. Wij ‘gewone’ stervelingen kunnen dat misschien niet, maar de manier van kijken kan ons wel degelijk helpen om de pijn te verzachten in de meest moeilijke situaties. Om een manier vooruit te vinden, want dat moet je toch.
Wat past wanneer
Of je de getrainde stoïcijn of de blij zwervende daoïst moet nastreven, dat weet ik niet zo goed. Ook hier zie ik ze liever niet tegenspreken, maar ons lonken in verschillende domeinen. Ik ben liever een stoïcijnse Wijze op het werk, zie verderop over doelmatigheid en nut. Ook liever meer stoïcijn in mijn gezin, met meer praktische handvatten om emotie de baas te zijn. En door rationeel denken het gedrag van andere gezinsleden te kunnen verklaren. Ik ben liever een daoïstische wijze op momenten in de natuur, op vakantie en wellicht straks op hoge leeftijd, mocht ik die bereiken.
Van het filosofisch beginpunt (de Natuur) en eindpunt (de Wijze), gaan we nu wat dieper in op deelthema’s.
3. Deugden, innerlijke rust, balans en eenvoud
3.1 Overeenkomst
Deugden worden gezien als uiting van de Logos of de Dao. Bij de Logos als gevolg van rationeel denken en logische conclusies, plus dat deugden helpen om daadwerkelijk rationeel te kunnen leven. Beter gezegd: deugden als rationele voortreffelijkheid. Bij de Dao zijn de deugden meer een spontane uiting en verschijningsvorm van de Dao, een ‘kracht’ of een actualisatie van de potentie van de Dao. Het eerste daoïstische boek, de Daodejing, is vertaald ‘het boek (jing) van de Weg (Dao) en de Kracht/Deugd (De).’ De deugden zijn voor de daoïsten dus ook erg belangrijk, maar ze bedoelen er wel net iets anders mee.
Levensambacht
De overeenkomst is vooral dat de focus ligt op de ontwikkeling van je karakter, het vervolmaken van jezelf. En dat je op die manier de deugden in de praktijk brengt. Dit in tegenstelling tot andere ethische stromingen, die vinden dat het niet gaan om de intentie maar om de uitkomst.
De beste manier om je op iemand te wreken, is niet te worden zoals hij.
~ Marcus Aurelius
Behandel goede mensen goed. Behandel niet-goede mensen ook goed. Zo komt goedheid tot stand.
~ Lao Zi
Natuur is moreel indifferent
Verder zien beide levenshoudingen alles wat er in de Natuur gebeurt als niet moreel goed of slecht. Alles gebeurt gewoon – wij mensen maken ervan dat een gebeurtenis goed of slecht is. Beiden benadrukken het belang van acceptatie, loslaten van gehechtheden en verlangens, accepteren wat buiten je controle ligt, voeden en waarderen van wat er binnen in jezelf ligt. Allebei schorten ze hun oordeel op, om de situatie beter te kunnen zien. Doe je dat niet, dan maak je de situatie waarschijnlijk erger. Bij stoïcijnen omdat je te gehecht zijn aan externe zaken iets nastreeft wat je van je ratio en deugden wegvoert. Bij daoïsten omdat je dan iets op de werkelijkheid probeert te forceren in plaats van meebeweegt met de natuur.
Ze willen een toestand bereiken waarin je niet wordt gestoord door passies, emoties en begeerten. En daardoor een voorliefde voor eenvoud, bescheidenheid, matigheid, zelfbeheersing. Niet het streven naar genot, geen overmatige luxe, maar het plukken van de vruchten van de natuur: de deugden, al zien die er voor beide iets anders uit. En beide willen ze leven in het huidige moment: dáár gebeurt het, daar leef je je leven.
Voorbeelden in citaten
Omdat hier veel en vaak overlap in de geschriften zit, onderbouw ik dat met wat meer citaten.
Niemand die zichzelf niet in de hand heeft, is vrij.
~ Epictetus
Een cycloon duurt nooit de hele dag. Een stortbui is altijd snel voorbij. Als hemel en aarde het niet eeuwig kunnen laten waaien en regenen, hoe zou de mens dat dan kunnen?
~ Lao Zi
Niet wie te weinig heeft is arm, maar wie meer wil hebben. Want wat maakt het uit hoeveel er in je kluis ligt of in je voorraadschuren, hoe groot je veestapel of je rendement is, zolang je loert op andermans bezit, zolang je niet je winst telt maar je winstverwachting?
~ Seneca
Wie alles wil weten, winst en verlies niet accepteert, voorkeuren heeft en naar erkenning streeft, is geen wijze.
~ Zhuang Zi
Daoïstische fragmenten die stoïcijns klinken
Ook de volgende fragmenten zouden zo door een klassieke stoïcijn geschreven kunnen zijn:
Laozi hoofdstuk 12
De vijf kleuren verblinden het oog,
de vijf tonen verdoven het oor,
de vijf smaken bederven de mond.
Te paard galopperend jagend
raken de mensen van opwinding buiten zichzelf.
Zeldzame dingen bezitten
belemmert de mensen in hun bewegingsvrijheid.
Vandaar dat de Wijze
doet wat goed is voor de innerlijke mens,
niet voor het oog.
Hij verwerpt wat vergezocht is
en neemt wat voor de hand ligt.
Laozi hoofdstuk 13
‘In de gunst staan is even verschrikkelijk als schande’.
‘Een hoge positie is een grote ramp voor je lichaam.’
Wat wil men zeggen met ‘in de gunst staan is even verschrikkelijk als schande’?
In de gunst komen te staan is nog erger!
Want als je haar krijgt word je bang, en als je haar verliest eveneens.
Dat is wat hier bedoeld wordt.
En wat wil men zeggen met ‘een hoge positie is een grote ramp voor je lichaam’?
De reden dat ik rampen ondervind is dat ik een lichaam heb.
Indien ik geen lichaam had, wat zou ik dan nog voor rampen ondervinden?
Waarlijk: slechts degene die zijn lichaam beschouwt als iets dat kostbaarder is dan de hele wereld mag belast worden met het bestuur ervan.
Slechts aan wie zijn eigen lichaam liefheeft als zijnde de hele wereld mag de wereld worden toevertrouwd.
Het lichaam
Hier lijkt een verschil te zitten met de stoïcijnen, gezien de nadruk op het lichaam terwijl dat voor stoïcijnen onverschillig lijkt. Maar het ligt genuanceerder. Daoïsten maken ten eerst het onderscheid tussen lichaam en geest niet – en dat geldt ook voor de stoïcijnen. Je oordeelsvermogen is onlosmakelijk verbonden met dat je lichaam in ieder geval leeft. Ten tweede staan daoïsten enerzijds bekend om levensverlengende praktijken en lichamelijk zelfzorg, maar zien we met name in de Zhuangzi dat ze ook tamelijk onverschillig staan tegenover ziekte en dood: beide zijn natuurlijke transformaties – en transformatie moet je willen. Zo zien stoïcijnen dat ook. Andersom is de nuance bij stoïcijnen zo, dat zij ook het lichaam zien als de manier om je deugden te ontwikkelen. Door het te disciplineren: niet teveel eten bijvoorbeeld.
Van het volgende fragment had het zo Marcus Aurelius kunnen zijn, maar het is Zhuang Zi:
Fragment uit Zhuangzi, 15
En dus wordt gezegd: als het lichaam zich inspant en geen rust krijgt, wordt het afgemat. Als het zaad wordt gebruikt zonder matigheid, dan raakt men zeer vermoeid. Water dat niet vertroebeld wordt is van nature helder; als het niet beweegt is het vlak. Stagneert het en stroomt het niet door, dan blijft het eveneens niet helder: dit is een afspiegeling van de innerlijke werking van de natuur.
Daarom: puur en zuiver zijn, zonder enige vermenging, in stilte het Ene bewaren, zonder enige afleiding, rusten en niets doen, en wanneer er actie is, dan de paden van de natuur volgen, dat is de Tao van het voeden van het leven.
3.2 Verschil
Als je houdt van innerlijke rust, acceptatie en wel eens denkt ‘doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg’, dan past dat bij de stijl van deze levenshoudingen. Het verschil dat er is, zit (wederom) in de weg er naartoe.
Striktheid
Stoïcijnen definiëren deugd vrij strikt in termen als wijsheid, moed, rechtvaardigheid en matigheid. Deze zijn beredeneerd. Ze zien deugd als het hoogste goed en de sleutel tot een gelukkig leven. Daoïsten hebben een meer flexibele opvatting van deugd. Deugd is meer losjes in overeenstemming met de Dao. Dat is minder specifiek en is meer contextueel. Wat goed is hangt af van de situatie op dat moment. Als je dat probeert te vatten in deugden die altijd en in iedere situatie goed zijn, dan ga je voorbij aan wat er op dat moment nodig is. Waarschijnlijk ga je de boel dan forceren en maak je het erger.
Even een kanttekening: goed om te beseffen is dat Stoïcijnse deugden echt wel meer zijn dan een ‘one size fits all’ oplossing en meer zijn dan sociale conventies. Daoïsten reageerden met hun filosofie op een andere context, namelijk die van de confucianisten. Daarover verderop meer.
Je moet er helemaal niet meer over redeneren wat een goed mens is, maar er één zijn.
~ Marcus Aurelius
Er worden in het daoïsme wel waarden en deugden beschreven, zoals ‘de drie schatten’: barmhartigheid, spaarzaamheid en mezelf nooit op de voorgrond van de wereld plaatsen. Maar altijd in paradoxen. Lao Zi zegt daarover: “Omdat ik barmhartig ben, kan ik moedig zijn. Omdat ik spaarzaam ben, kan ik gul zijn. Omdat ik mezelf in de wereld niet op de voorgrond durf te plaatsen, kan ik de meest vooraanstaande zijn van alle talentvolle lieden.” Dit is geen trucje om er zelf alsnog beter van te worden, maar om te zorgen voor de ziel en de natuur te volgen.
Authenticiteit
Een ander verschil is dat Stoïcijnen het in de praktijk brengen van deugden zien als plichten. Je moet iets doen, omdat het Goed is en niet omdat het een toevallige emotionele reactie bij je oproept. Verder dien je je rol te vervullen. Daarentegen zien daoïsten het goede doen vanuit plicht, juist als verschrikkelijk inauthentiek. Hoe meer je eist dat mensen bepaald gedrag tonen vanuit plicht, hoe minder ze het doen omdat ze het zelf willen. Het worden als het ware ‘lege’ handelingen. De vervolgstap is dat mensen het alleen nog doen als er iemand kijkt, of om een straf te ontwijken. Mensen gaan zich gedragen volgens sociale conventies en denken intussen iets anders. Daoïsten denken juist dat je alle morele regels en voorschriften moet afschaffen, zodat mensen zich weer naar hun natuurlijke inborst gaan gedragen.
Laozi hoofdstuk 18
Immers, nadat de grote Tao te gronde is gegaan,
hebben we ‘menslievendheid’ en ‘gerechtigheid’.
Verschijnt het intellect,
dan ook de grote zwendelarij.
Heerst er onenigheid onder de verwanten,
dan komen er van die ’toegewijde kinderen’ en ‘liefderijke ouders’.
En als het land ten prooi is aan volslagen wanorde,
dan krijg je ’trouwe onderdanen’.
Fragment uit Laozi hoofdstuk 38
Nadat de Tao verloren was gegaan steunde men op de deugd*.
Toen die verdween ging men het zoeken in medemenselijkheid.
Toen die niet meer werkte zocht men toevlucht in gerechtigheid.
En omdat er geen gerechtigheid meer bestond kwamen er riten.**
Toelichting * = de deugd is hier specifiek de confucianistische, scherp omlijnde, inauthentieke en opgedrongen plicht.
Toelichting ** = riten waren confucianistische vast omschreven omgangsvormen en rituelen.
Maar stoïcijnen zijn geen confucianisten
De daoïsten reageerden in hun filosofie voor een aanzienlijk deel op de confucianisten. En confucianisten gingen verder dan de stoïcijnen. Kort gezegd werd het hele sociale leven ‘geregeld’ door de confucianistische leer dat alles ‘de juiste naam’ moest hebben. Uit die juiste benamingen volgen plichten en riten. Dat wil zeggen: het gedrag dat de Eerste Zoon in de familie moet laten zien ten aanzien van zijn Vader, lag vast in rollen en patronen, tot in bijna een rituele vorm wat te zeggen en wat te doen. Voor de Tweede Zoon was dat weer anders, laat staan voor een Dochter.
Dat had zijn uiting in alle lagen van de samenleving. Het leven werd zodoende gedomineerd door een collectivistisch ideaal: een vaste structuur voor het goede, volledig bepaald door je rol en positie en vrijwel zonder ruimte voor je eigen unieke uiting of afweging. Althans, in de beleving van de daoïsten was dat zo. Het daoïsme wil niet leven in overeenstemming met sociale conventies, maar in overeenstemming met de natuur! Geen kunstmatige plichten, maar authentieke grillen! Geen starre regels, maar flexibiliteit en flow!
Controle en de vaardigheid van wuwei
Stoïcijnen leggen wel veel nadruk op het strikte onderscheid, waarover je controle hebt en waarover niet. De Wijze perfectioneert dat. Voor daoïsten is zowel die behoefte aan controle, als dat strikte onderscheid, wat absurd. Daoïsten bejubelen nu juist de manier waarop de Dao alles voedt, maar er geen controle voor terug eist. Het doet alles, zonder iets terug te vragen. In het verlengde daarvan: Stoïcijnen creëren afstand tot objecten buiten zichzelf. Je zou kunnen zeggen dat daoïsten er juist veel voeling bij willen krijgen en het subject-object onderscheid opheffen. Door de voeling te hebben bij de natuurlijke flow van een proces, weet je precies hoe te handelen, met de perfecte timing en in de perfecte proportie: wuwei. De Wijze perfectioneert dat.
De vaardigheid van kok Ding
Een verhaal uit het daoïsme dat daarop in gaat, is het volgende.
Zhuangzi hoofdstuk 3 paragraaf II: Het verhaal van de keukenhulp
Wanneer kok Ding voor vorst Wenhui een rund in stukken sneed, dan sloeg hij met zijn handen, beukte met zijn schouders, stampte met zijn voeten, stootte met zijn knieën, en dan klonk het ‘krak!’ en zijn mes ging van ‘zip!’, alles op de maat van de muziek. Als het niet leek op het ‘Ballet van het Moerbeibos’, dan kwam het wel overeen met de uitvoering van de ‘Serenade der Opperste Bestuursregels’. Vorst Wenhui zei dan ook: ‘Warempel! Wat is het mooi om over een dergelijke techniek te beschikken!’.
Kok Ding borg zijn mes op, en antwoordde: ‘Uw dienaar houdt van de Tao, en dat gaat verder dan alleen maar techniek. Toen ik begon met het ontleden van runderen, zag ik alleen maar hele runderen voor me. Na drie jaar zag ik geen enkel heel rund meer. Vandaag de dag benader ik ze met mijn geest en niet meer met mijn ogen. Mijn zintuigen houden op te functioneren terwijl mijn geest in actie komt. De natuurlijke structuur volgend, geef ik dan een klap op de gewrichten, snijd ik in de grote openingen, naar de manier waarop het beest in elkaar zit. Zenuwen en spieren, beenderen en gewrichten, bieden nooit de minste weerstand, laat staan grote knoken!
Een goede kok neemt eens per jaar een nieuw mes: dat is snijden. Een klungelige kok wisselt elke maand: dat is houwen. Het mes van uw dienaar doet hier al negentien jaar dienst, en er zijn enkele duizenden runderen mee in stukken gedeeld; toch is het nog zo scherp alsof het pas van de slijpsteen komt. Tussen de geledingen ontstaat ietwat ruimte, en wat mijn mes betreft: dat heeft geen omvang. Als je met iets dat geen omvang heeft binnendringt waar ruimte is, dan kun je het scherp lekker vrij rondwegen, want dan is er beslist plaats te over. Daarom gebruik ik dit mes al negentien jaar en is het nog zo scherp alsof het net geslepen is.
Toch is het zo dat elke keer als ik op een ingewikkeld punt stoot en zie dat het moeilijk gaat worden, ik me voorzichtig inhoud. Ik kijk er strak naar en ga langzaam te werk. Heel zachtjes beweeg ik mijn mes, en rats! het valt uit elkaar, als een klomp aarde die op de grond ploft. Dan sta ik rechtop, met m’n mes in de lucht, en kijk om me heen, triomfantelijk en tevreden. Daarop prijs ik m’n mes, en stop het in z’n foedraal.’
‘Dat is prachtig!’ zei vorst Wenhui. ‘Door naar de woorden van kok Ding te luisteren heb ik het voeden van het leven geleerd.’
Wat misschien een vermakelijk verhaaltje lijkt, werpt veel licht op de daoïstische filosofie. De runderen zijn de situaties waarin we in ons leven te maken krijgen, met name de beenderen en gewrichten zijn ‘problemen’ waar we op stuiten. Het mes is de geest en ook wat we nu ‘het ego’ zouden noemen.
In een probleemsituatie zien we vaak maar één of enkele uitwegen. We zitten klem en forceren ons een weg naar buiten. Maar als je ego heel klein wordt (geen omvang heeft) krijgt het binnen de situatie eigenlijk alle bewegingsvrijheid die het nodig heeft. Door je ego (met al z’n voorkeuren, afkeuren, oordelen, beperkte perspectief) te reduceren, zie je dat er veel meer ‘openingen’ zijn waar je doorheen kunt. Opties die je eerder niet kon zien of niet doorheen paste.
Je volgt de context, flow, aard, natuur, proces of hoe je het ook wilt noemen. Je doet de situatie zo min mogelijk geweld aan, en snijdt vloeiend door het probleem. Je doet dat, omdat je niks voor je eigen ego te behalen hebt. Je bent niet bang een deukje op te lopen. Je gaat naar de oplossing die de situatie vraagt, in plaats van de oplossing zoals jij die het liefst ziet. Met een klein ego houd je je geest scherp.
Met de stroom mee
Het is interessant om de uitleg van wuwei in dit andere artikel wat te vergelijken met het stoïcijnse idee van ‘met de stroom mee gaan’. Ik citeer hieronder Rymke Wiersma:
Meegaan met de stroom. Uit: Stoïsche Notities (Rymke Wiersma), pagina 91
Het lijkt op het eerste gezicht alsof ‘meegaan met de stroom’ betekent dat je alles maar moet aanvaarden zoals het is. Maar dat staat er niet. Er staat ook niet dat je moet protesteren tegen hiërarchische verhoudingen en andere onderdrukking; in feite is het geen politieke boodschap maar een filosofische. Filosofische ideeën zijn basaler, meer algemeen geldig dan politieke.
Meegaan met de stroom wil dan niet zeggen me aanpassen aan de maatschappij waarin ik toevallig ben opgegroeid, maar dat ik de wereld (inclusief de maatschappij) zoals die is onder ogen zie en dat ik daaruit zo verstandig mogelijke conclusies probeer te trekken. Dat kan een conclusie zijn om de toestand te laten zoals die is en mijn energie ergens anders op te richten, maar mijn conclusie kan ook zijn dat ik ga protesteren, of op een andere manier ga proberen de situatie te veranderen.
Zowel dit ‘meegaan met de stroom’ als ‘wuwei’ maken er een punt van om te zorgen dat je de situatie onder ogen ziet en als vertrekpunt neemt. Dat doe je niet als je voornemens bent compleet passief te blijven. Niet ‘je mee laten voeren’ maar ‘op de stromende rivier bepalen welke opties je hebt, die effectief zijn in de context’.
3.3 Reflectie
Het daoïstische punt van handelen vanuit authenticiteit vind ik mooi. Ik hou van authenticiteit, ook als het wat ruwer is. Maar ik moet hier een kritische noot plaatsen bij de daoïsten. Hun onderliggende aanname is dat de mens van nature goed is. Spontaan het goede doet. Terug naar kind-zijn wordt bijna het ideaal. Zonder mensen te vertellen wat ze moeten doen, zou iedereen vredig en harmonieus samenleven. Enzovoort.
Primitivisme
Maar dat komt mij toch wat naïef over. Zet kinderen bij elkaar om dit natuurlijke gedrag te aanschouwen en je ziet hoe keihard ze kunnen zijn. Kijk naar de oudere mensenrassen en mensenvolken, zij leefden in bepaald opzicht in overeenstemming met de natuur – maar dat betekende ook dat ze leefden als dieren (want dat zijn we ook). Intuïtief toch niet helemaal wat ik onder deugd zou willen verstaan. Ook vanuit het daoïstisch ideaal dat deugd een uiting, een manifestatie van de kracht van de Dao is, zou ik denken dat onze universele rede juist een deugd is. Gooi dat niet weg in een drang om terug te keren naar iets van vroeger, zou ik zeggen.
Complementair
Ik zie de overeenkomsten als groter dan de verschillen. En je kunt ze op verschillende domeinen van je leven toepassen. Op werk hou ik me meer aan de stoïcijnse deugden en controle. Werken vraagt vaak liever iets teveel forceren dan net te weinig doen. In het gezin neig ik op dit punt meer naar het daoïsme, omdat harmonie, authenticiteit en de zachte hand meer past bij de aard van de relaties en wederzijdse genegenheid.
Het is ook een van de punten, waarop ik denk dat stoïcisme en daoïsme elkaar kunnen aanvullen.
- Het stoïcisme maakt veel duidelijker, waarover onverschillig te zijn en waar waarde aan te hechten: het duidelijke onderscheid tussen wat binnen en wat buiten je controle ligt. Bij het daoïsme wordt dat nooit helemaal helder, vind ik.
- Tegelijk heeft het stoïcisme wat mij betreft een onvolledig antwoord, wat te doen met de dingen die buiten je controle liggen. Ja goed, logisch redeneren en deugdelijke dingen doen uit plicht, maar dat tegelijk onverschillig zijn. Het concept wuwei vult hier naar mijn beleving een hiaat. De voorzichtigheid en de vloeiende vaardigheid waarmee kok Ding te werk gaat, is een mooie houding voor de dingen die buiten onze controle liggen. Waar we onze wil dus niet op moeten forceren, maar waar we met minimale inspanning toch zorgen dat de dingen ‘vanzelf’ op hun plek vallen, zoals de natuur het wil.
4. Maatschappelijk nut en politieke activiteit
4.1 Overeenkomst
Over maatschappelijk en politiek actief zijn hebben stoïcijnen en daoïsten een aantal punten waarover zij het eens zouden zijn. Ze zien allebei waarde van (tijdelijk) terugtrekken uit het actieve leven, om je toe te kunnen leggen op zelfontwikkeling en filosofie. Ze hebben allebei een hekel aan sofisten: mensen die filosofische principes ‘misbruiken’ voor persoonlijk gewin en hun diensten verkopen aan de hoogste bieder. Nu zijn sofisten voor daoïsten net zo goed logici te noemen, maar dat terzijde.
Stoïcijnen hebben een sterkere focus op het politieke leven, maar ook de Daodejing / Laozi is eigenlijk een handleiding voor de heerser, dat vergeten mensen nog wel eens. Beide geven verder niet veel om sociale status. Het doet ze weinig hoe andere mensen over ze denken.
4.2 Verschil
Het verschil is hier wel echt groter dan de overeenkomst. Stoïcijnen benadrukken de plicht van individuen om actief deel te nemen aan de maatschappij en politiek, met het oog op het bevorderen van rechtvaardigheid en het algemene welzijn. Ze geloven dat sociale betrokkenheid een belangrijk aspect van deugd is. Stoïcijnen zijn kosmopolieten. Daoïsten zijn terughoudender en romantiseren het dorpse. Ze neigen naar een meer teruggetrokken leven en kunnen sceptisch zijn over de waarde en effectiviteit van politieke activiteiten. Daoïsten geloven dat overmatige inmenging in menselijke aangelegenheden vaak onnatuurlijk en schadelijk kan zijn. Niet op de laatste plaats voor jezelf:
Men klooft het onbewerkte hout om er offervaten uit te maken. Doe hetzelfde met de Wijze en je krijgt een hoofdambtenaar!
~ Lao Zi
Okee, dit citaat grijpt mij als ambtenaar natuurlijk bij de kladden, maar dat is een blog voor een andere keer.
Vrij en blij leven
Ik sleep Zhuang Zi er ook nog even bij:
Zhuangzi hoofdstuk 17 paragraaf V
Zhuang Zi zat eens te vissen in de Bu-rivier. Toen kwamen er twee raadslieden die door de koning van Chu gestuurd waren hun opwachting maken, met de boodschap: “Graag zou ik u met het bestuur van mijn gebied willen belasten!”
Zhuang Zi liet zijn hengel niet los, en zonder zich om te draaien zei hij tot de raadslieden: “Ik heb gehoord dat er in Chu een heilige schildpad is die al drieduizend jaar geleden gestorven is, maar die door de koning bewaard wordt in de grote zaal van de voorvadertempel, in een met brokaat omwikkelde doos. Denken jullie dat die schildpad zou kiezen om te sterven om zijn gebeente zo bewaard te zien of dat hij liever was blijven leven en z’n staart door de modder liet slepen?”
“Hij zou liever blijven leven en z’n staat door de modder laten slepen,” antwoordden de raadslieden.
“Weg met jullie!” zei Zhuang Zi. “Ik verkies om mijn staart door de modder te laten slepen.
Het nut van nutteloosheid
Er ligt een principe onder, die fundamenteler is om te behandelen. En dat is doelmatigheid en nut. Daar denken de stoïcijnen en daoïsten echt anders over. stoïcijnen streven naar doelmatigheid in alles dat ze doen. Daoïsten breken een lans voor het nutteloze. Ze vergelijken het met een knoestige, lelijke oude boom. De stam en takken zijn onbruikbaar voor mensen om er iets van te maken. De vruchten zijn smakeloos. Je zou er naar kunnen kijken en denken: die boom is nergens goed voor.
Daoïsten zien dat anders. Waarom zou de boom iets anders moeten zijn dan wat hij is? Doordat hij in de ogen van mensen ‘onbruikbaar’ is, bereikt hij een hoge leeftijd. Hij wordt niet omgekapt om er iets anders van te maken, niet gezaaid en geoogst voor zijn vruchten. Hij kan zijn eigen gang gaan. En het heeft op een andere manier nut, als je het laat zijn wat het is. Je kunt er op een warme dag heerlijk vertoeven, in de schaduw onder de boom.
Daoïsten willen wel zijn zoals die boom. Liever nutteloos lekker je leven leiden zoals je wil, dan door je talenten gescout worden en tot ambtenaar gemaakt worden en vermalen worden in de politieke intriges (in die tijd kostte politieke wisseling letterlijk je kop) of uitgeput worden voor je productiviteit (burnout, tegenwoordig). Nuttigheid is voor daoïsten nu precies weer de menselijke bril waarmee we de natuur in kijken. Laat al het mooie lekker zijn wat het is! Dat is goed genoeg. Ook als leidraad om een land te besturen.
4.3 Reflectie
Stoïcijnen zien sociaal en politiek zijn als uiting van rationaliteit, deugden en voldoen aan de plicht. Daoïsten houden er liever wat afstand toe en zien het eerder misgaan door bemoeienis, dan dat de wereld er beter van wordt. Maar als je het dan zonodig wilt, dan hebben ook zij ideeën over hoe je dat het beste doet. Dit is een punt waarop ik meer een middenpositie inneem. Ik zie ons als sociale wezens en denk dat als meer mensen zich in zouden zetten voor onze samenleven, die er beter van zou worden. Maar ik kan het ook waarderen als iemand zich als vrije geest zich daar totaal niet mee bezighoudt.
Waar ik niet zo goed met de daoïsten kan leven, is met name een passage in de Daodejing. In de Zhuangzi kom ik dat niet echt tegen. Maar daarin wordt eigenlijk wordt gesteld dat je het volk beter dom kunt houden dan intellectueel ontwikkelen. Alles zodat ze meer in eenvoud en volgens de natuur kunnen leven, maar ik kan het niet anders opvatten dan een manier om te heersen en de macht te behouden, wat ‘ondaoïstisch’ op mij over komt.
Fragment uit Laozi hoofdstuk 65
Zij die in vroeger dagen bedreven waren in de Tao,
gebruikten die niet om de mensen schrander te maken,
maar om hen onnozel te houden.
Als het volk te veel ideeën heeft wordt het lastig te besturen.
Hier zit meer achter dan het op het eerste gezicht lijkt, maar alsnog: ik kan me er niet mee verenigen. Ik kom daar nog wel eens op terug in een ander artikel over de politieke filosofie van het daoïsme.
5. Stijl
Dan over de stijl of het karakter van beide filosofieën: de manier waarop zij zich uitdrukken en waaraan ze als rode draad de voorkeur aan geven.
Als ik het plat sla is stoïcisme als een rots en daoïsme als water. In het verlengde: heersen en voeden, Yin en Yang, star en buigzaam, gekunsteld en spontaan of mannelijke en vrouwelijke energie. Het is niet zo dat er totaal geen overeenkomsten zijn op dit punt, ik focus nu alleen even op het verschil.
5.1 Verschil
Stoïcijnen hebben in hun leer, woorden, stijl en houding meer ‘mannelijke’ energie. Discipline, overheersen, kracht, de wereld herscheppen naar jouw ideaalbeeld. stoïcijnen spreken van ‘een man zijn’ als iets dat je wilt nastreven – al waren zij binnen de Romeinse context zeker geëmancipeerde denkers.
Wees als de rots waartegen de golven breken, zonder ophouden. Hij is onwrikbaar en eromheen komt het bruisende water tot rust. ‘Arme ik, dat mij dat overkomen is.’ Helemaal niet. Je moet juist zeggen: Ik heb geluk dat ik, terwijl mij dat overkomen is, verder leef zonder dat ik eronder lijd, ongebroken door het heden en onbevreesd voor de toekomst. Want iets dergelijks kon iedereen overkomen, maar niet iedereen zou vervolgens verder geleefd hebben zonder eronder te lijden.
~ Marcus Aurelius.
Daoïsten richten zich in plaats daarvan meer op ‘vrouwelijke’ energie. Spontaniteit, intuïtie, vloeien, voeden, je schikken naar de wereld. De Dao wordt omschreven als de moeder, de voedende oorsprong, het zachte, het leven gevende. Niet vanuit passiviteit, vergis je niet. Zij zien het zo: buigzaam riet breekt niet in de wind, een starre en dorre boom wel. Stromend water overwint op den duur de rots, het slijt het weg. De Natuur voedt alles en vraagt er niets voor terug. De Dao overheerst de dingen niet, maar laat ze hun eigen weg volgen. De goede heerser zorgt dat de buiken van zijn onderdanen gevuld zijn en laat ze verder met rust. Gras groeit niet harder door eraan te trekken of omdat het volgens jou zo moet zijn. Het enige dat je kunt doen is het gras voeden en met rust laten. Enzovoort.
Het zachte overwint het harde
Laozi hoofdstuk 43
Het allerzachtste ter wereld overwint het allerarmste.
Wat leeg is kan doordringen in wat geen tussenruimte heeft.
Hierdoor weet ik daarom het nietsdoen (wuwei) de voorkeur verdient.
De leer zonder woorden,
het voordeel van het nietsdoen:
in de hele wereld zijn er zeer weinigen die dit kunnen bereiken.
Laozi hoofdstuk 76
De mens, bij zijn geboorte, is soepel en teer.
Bij zijn dood is hij hard en stijf.
Planten en bomen, zolang ze leven, zijn zacht en fragiel.
Maar als ze dood zijn worden ze dor en uitgedroogd.
Waarlijk, wat hard en onbuigzaam is leidt ons naar de dood.
Zachtheid en soepelheid zijn vrienden van het leven.
Een sterk leger wordt verslagen.
Hout dat niet kan buigen moet breken.
Hard en groot delven het onderspit.
Zachtheid en soepelheid zullen overwinnen.
Taal
We zien dit ook terug in de taal. stoïcijnse taal is direct, praktisch en expliciet. Daoïstische taal probeert het mystieke uitdrukking te geven in paradoxen, sprookjesachtige verhalen, parabelen en verzen. De Wijze, de beoefening en de taal verschillen eigenlijk als volgt: hard vs zacht, discipline vs spontaniteit, deugden ontwikkelen vs deugdelijk gedrag vanuit authenticiteit (en niet ‘aangeleerd’), ernst vs luchtigheid en speelsheid. Wat niet wegneemt: een daoïstische wijze kan ook ernstig zijn, een stoïcijnse wijze kan ook zijn lolbroek aantrekken.
5.2 Reflectie
Het lijkt voor de hand te liggen om te zeggen dat er balans moet zijn tussen het mannelijke en het vrouwelijke. Ik weet ook niet of stoïcijnen dat zouden weerspreken, daoïsten in elk geval niet, toch hebben zij in hun leer beiden een andere stijl en voorkeur voor het goede handelen. Ik heb hier geen sterke voorkeur in en heb het idee dat je prima per situatie kunt beoordelen wat dan het beste is om te doen: als een rots, of als water zijn. Beide zijn concepten van leven volgens de Natuur.
6. Eindreflectie: een stukje zelfonderzoek
Het stoïcisme en daoïsme geeft een mooi en genuanceerd samenspel. Over de overeenkomsten en verschillen zou ik zeggen: de verschillen zijn niet zwart-wit en de overeenkomsten zijn niet hetzelfde. En daarbij is het ook nog eens afhankelijk van welke aspecten je uit het daoïsme gebruikt en welke niet, en of je de Oud Griekse Stoa in gedachten houdt of toch meer de latere Romeinse.
Hoe verhoud ik me dan tot deze combinatie?
6.1 De regels in de natuurspeeltuin
Het leven volgens de natuur, de hoogste doelen, de belangrijkste waarden, de Wijze, de focus op de innerlijke waarden en deugd, maakt dat het daoïsme en stoïcisme veel met elkaar gemeen hebben. Daar waar ze verschillen, vind ik ze eerder mooie alternatieven ten opzichte van elkaar bieden, dan dat ik er echt onoverkomelijke verschillen in zie.
Het daoïsme is voor mij een prachtige en weidse natuurspeeltuin, waar je ook een beetje in kunt verdwalen. Het stoïcisme geeft daarbinnen wat meer praktische informatie. Zoals openingstijden, wegwijzers, huisregels en andere instructies. Die instructies vertellen je misschien niet hoe je moet spelen, maar wel wat de kaders zijn waarbinnen je dat het beste kunt doen.
In moeilijke situatie helpt het stoïcisme in ieder geval de focus van het lijden te verschuiven naar wat je kunt doen. Daoïsme laat me dan een beetje in de steek, ik hou er het gevoel aan over ‘dat ik het niet zo zou moeten zien’ en wuwei verlamt me eigenlijk zolang ik niet per toeval de intuïtieve voeling krijg die me zou moeten leiden. Logisch redeneren kun je altijd, of in ieder geval een poging doen. Tegelijk weet ik: die duiding en richting is fijn, maar kan ook een houvast geven die er op een fundamenteler niveau niet is.
Heb ik een ‘voorkeur’? Moeilijk te zeggen. De vraag dwingt zich het meest op als ik bij mezelf ten rade ga, of ik mezelf een stoïcijn of daoïst noem. Dan staat er iets op het spel.
6.2 Ben ik stoïcijn, daoïst, beide of geen van beide?
Voor als je je afvraagt waarom dat belangrijk is: het doet me denken aan een reactie die ik eerder schreef op LinkedIn, op een post van Dennis de Gruijter over jezelf stoïcijn noemen. Sommigen hebben daar moeite mee, omdat ze dat pretentieus vinden / het ideaal nog lang niet bereikt hebben.
Mezelf stoïcijn noemen
Ik schreef: “De (zelf)verklaring ‘Ik ben stoïcijn’ is een committerende daad. Het doet iets met je: je gaat een verbinding aan, je neemt eigenaarschap van iets en verantwoordelijkheid voor iets dat groter is dan jezelf. De klassieke stoïcijnse filosofen noemden zich zo, maar hadden het ideaal zelf ook niet bereikt. Wel gek dat het anders wordt gezien. Als een christen zichzelf geen christen durft te noemen omdat hij geen Jezus is, of een schilder zich geen schilder wil noemen omdat hij geen Michelangelo is, dan zouden we dat zien als valse bescheidenheid, of een soort halfslachtigheid of kortweg ‘aanstellerij’. Ik heb me zelf ook (nog) niet aan één levensfilosofie gecommitteerd. Maar ik zou raar opkijken als de man wiens werk ik luister en lees van De Stoïcijnse School, zou zeggen zelf geen stoïcijn te zijn. Dan zou ik voor mijn gevoel toch aan het verkeerde adres zijn.”
Ik wil nog even blijven oefenen met het stoïcisme en de kans bestaat dat ik mezelf op den duur wel als stoïcijn zie. Niet als een soort religieuze aanhanger ervan, maar als iemand die de wijsheid ervan inziet en zich committeert aan een zelfontwikkelingspad zoals die door de stoïcijnen is beschreven.
Mezelf daoïst noemen
Mezelf daoïst noemen vind ik moeilijker. ‘Het daoïsme’ is gewoon niet zo’n vastomlijnd, coherent en consistent stelsel zoals de stoïcijnse filosofie. Je zou je kunnen afvragen of ‘het daoïsme’ wel bestaat.
Wij westerlingen onderscheiden de oudere filosofische teksten vrij kunstmatig van alles wat daarna kwam maar óók tot de daoïstische traditie behoort. Maar oorspronkelijk stond het niet los van de rijke mystieke achtergrond en oefeningen en tradities, de Chinese kosmologie, ‘bijgeloof’, sjamanisme, toekomstvoorspellingen en een rijke vertakkingen van (latere) daoïstische religies. Daarbij is de kans heel reëel dat wij het daoïsme helemaal niet ‘juist’ meer kunnen begrijpen. Wat ik eruit haal, is (onbewust) alleen datgene dat ik echt heb kunnen begrijpen vanuit mijn cultureel gevormde denken.
Dus als je jezelf daoïst noemt dan is de vraag wat je nu eigenlijk zegt. Een daoïst zou misschien zeggen dat het label niet relevant is; er is alleen Dao.
7. Conclusie
Je ziet dit allemaal gebeuren nu: de stoïcijn in mij wil dit logisch vatten en definiëren als leidraad voor mijn handelen. De daoïst in mij lacht en roept uit: zie je wel! Je raakt helemaal verstrikt in de talige concepten die je nota bene zelf hebt gecreëerd!
Ik denk dat ik ze maar beide hou. Beide filosofische stromingen bieden me iets anders in de praktische manier van leven. Zowel de overeenkomsten als de verschillen, dwingen mij om mijn begrip ervan te verdiepen en de nuanceringen te zien.
Mooi is dat: je leert niet alleen wat over de combinatie van twee filosofieën, nee je verdiept je kennis van beide ook nog eens! Het dwingt je te twijfelen aan wat je dacht te begrijpen van je filosofische voorkeur.